Belanghebbende, een bv, heeft pensioenrechten toegekend aan haar bestuurder en enig werknemer, de dga. Voor de pensioentoezegging is bij de belanghebbende een passiefpost op de balans opgenomen welke op 31 december 2015 € 369.543,- bedroeg. Op 1 januari 2016 had de belanghebbende een te verrekenen verlies uit 2007 ter hoogte van € 666.946,-.
Belanghebbende wil met ingang van 2016 het omslagstelsel op de pensioentoezegging toe gaan passen en geeft de passiefpost ter hoogte van € 369.543,- tot haar belastbare winst.
De Hoge Raad merkt in zijn arrest van 23 februari 2024 ten eerste op dat het in deze casus gaat om het toepassen van het kasstelsel en niet van het omslagstelsel. Er is namelijk sprake van een werkgever met één werknemer en dus ook om een pensioenregeling voor slechts één werknemer. Om pensioenkosten te kunnen omslaan is een zeker aantal werknemers van verschillende leeftijden nodig. Dat is hier niet aan de orde.
Vervolgens komt de Hoge Raad terug op zijn arrest van 29 januari 1969. Het toepassen van het omslagstelsel dan wel kasstelsel leidt ertoe dat door de werkgever aangegane,
juridisch afdwingbare verplichtingen tot het doen van (toekomstige) pensioenbetalingen niet als kosten tot uitdrukking komen in de jaarlijkse winstbepalende balans. Het achterwege laten van passivering liggen niet in lijn met het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel (beginselen van goed koopmansgebruik). Op grond van deze beginselen moeten aangegane, juridisch afdwingbare en langlopende betalingsverplichtingen namelijk worden gepassiveerd.
Verder is toepassing van het omslag- en kasstelsel ook nog in strijd met een ander beginsel van goed koopmansgebruik. Toepassing zorgt er namelijk voor dat de met de pensioentoezegging gemoeide lasten tot uitdrukking komen in andere jaren dan die waarop de aangegane verplichtingen betrekking hebben. Dit is in strijd met het zogeheten matchingbeginsel.
Let op! Bovenstaande geldt ook voor andere verplichtingen die soortgelijk zijn aan pensioen, zoals bijvoorbeeld lijfrenten. Ook deze verplichtingen moeten op de winstbepalende balans worden gewaardeerd naar algemeen aanvaarde actuariële grondslagen waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste vier procent.
Het arrest van 29 januari 1969 zal blijven gelden voor alle verplichtingen die zijn aangegaan of overgenomen vóór 23 februari 2024 indien met betrekking tot die verplichtingen vanaf hun ontstaan of overname het omslag- of kasstelsel is toegepast. Hierbij wordt een toename van de verplichting door bijvoorbeeld stijging van diensttijd of aanpassing aan de lonen en prijzen niet aangemerkt als het aangaan van een nieuwe verplichting.