Vaknieuws
29 januari 2024
Een werknemer was voorwaardelijk op staande voet ontslagen omdat hij zich schuldig had gemaakt aan fraude met de urenregistratie. Om de werknemer tegemoet te komen was hem als alternatief een beëindigingsovereenkomst aangeboden met uitbetaling van vier bruto maandsalarissen inclusief vakantiebijslag. De werknemer ging hier niet mee akkoord en ging procederen.
De werknemer was werkzaam als manager arbeid en stuurde een grote groep, voornamelijk uitzendkrachten, aan. De werkgever hanteert een aan- en afmeldsysteem om de werktijden te registreren. Op basis van de registratie wordt het loon aan de arbeidskrachten betaald. De werknemer moest er onder meer op toezien dat deze registratie correct was. De werkgever kwam er vervolgens achter dat de werknemer zijn eigen uren niet correct had geregistreerd, wat voor de werkgever reden vormde hem op staande voet te ontslaan.
De werknemer voerde aan dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. De rechter gaf aan dat het moment waarop de werkgever feitelijk op de hoogte was bepalend is en niet het moment waarop de werknemer op de hoogte kon zijn van het vergrijp. De werkgever had voldoende voortvarend gehandeld door direct na zijn vermoeden camera’s op te hangen en de werknemer vervolgens te confronteren met zijn bevindingen.
Er is geen sprake van onrechtmatig verkregen bewijs omdat de werkgever een gerechtvaardigd belang had bij het ophangen van de camera’s. Hij had immers niet op een andere wijze kunnen achterhalen of de werknemer de urenregistratie wel correct deed. Bovendien is de werkgever niet disproportioneel te werk gegaan. Hij heeft slechts gedurende een beperkte periode camera’s opgehangen op plekken die nodig waren voor het onderzoek.
De werknemer had het bedrijfsreglement voor akkoord ondertekend, hij wist derhalve wat de regels waren voor het aan- en afmelden. Verder hecht de rechter er belang aan dat het hier om een leidinggevende ging die geacht wordt een voorbeeldfunctie te vervullen.
Alles bij elkaar opgeteld maakte dat het ontslag op staande voet, ondanks de persoonlijke omstandigheden zoals de lange en goede staat van dienst van de werknemer, ook in hoger beroep in stand blijft.